Hoe belangrijk vind je het?

“Hoe belangrijk vind je het en waar zie je dat aan? Antwoord vinden op die vraag als docent, als team- of schoolleider, als school, én daar dan ook naar handelen: dat komt bij onderwijs-ontwikkeling op allerlei momenten en manieren terug.” Dit is een van de inzichten van Emmily de Vries, Adjunct-directeur bovenbouw bij het Twents Carmel College (TCC), na jarenlange betrokkenheid bij onderwijsontwikkeling.

Het belang van actief participeren

“De afgelopen jaren ben ik actief betrokken bij onderwijs-ontwikkeling, zowel in mijn vorige als mijn huidige baan. Toen ik bij TCC begon kwam de vraag of ik mee wilde doen met dit programma. Daar heb ik direct ja op gezegd, evenals op de vraag of ik onderdeel van het kernteam wilde worden. Een van de dingen die ik in die jaren geleerd heb, is dat je je veel meer eigenaar voelt bij zo’n proces als je ook echt actief meedoet. Daarom is dit ook een belangrijk element in onze aanpak. We nodigen docenten uit voor deelname aan dit programma, en verwachten dat ze echt actief meedoen als ze daar ‘ja’ op zeggen.” 

De wijze van aanmelden is hier een mooi voorbeeld van. Voorheen werden docenten benaderd om mee te doen. Het afgelopen jaar is het als een interne vacature uitgezet. “We hebben onder andere beschreven wat het programma inhoudt, wat het de docent brengt, én wat het vraagt en wat er verwacht wordt. In plaats van bijna moeten leuren om de plekken gevuld te krijgen, reageerden nu wel 10 collega’s! Vervolgens hebben met hen allemaal een gesprek gehad, om samen te verkennen of het echt een goede match is, en of de docent er echt vol ‘ja’ op wil zeggen. Een mooie bijkomstigheid van die gesprekken was, dat collega’s ook echt voelden dat wij als school onderwijsontwikkeling belangrijk vinden, dat we daar echt tijd en aandacht aan besteden.” 

Ruimte maken voor onderwijsontwikkeling

“Dat is gelijk een essentieel punt als je als school kiest om actief onderwijs te ontwikkelen. Hoeveel ruimte maak je daarvoor? Wat is er nodig om te zorgen dat het geen ontwikkeling wordt die snel van het bordje valt? Hoe kun je dat faciliteren? Denk aan:

1: het aantal uren dat de docent kan besteden aan onderwijsontwikkeling;
2: een groep van collega’s in de school dat met onderwijsontwikkeling aan de slag gaat;
3: zorgen dat zij op hetzelfde moment tijd hebben om samen aan het werk te gaan;
4: een fysieke ruimte waar het leerteam samen kan komen, want juist het voeren van de onderlinge dialoog is zo belangrijk. Inkopper zou je denken, maar dit wordt vaak vergeten! 

De mate waarin zo’n ontwikkeling van de grond komt, heeft ook te maken met hoe belangrijk je het als school/ schoolleiding/ leidinggevende vindt. Je komt steeds terug op de kernvraag: ‘Hoe belangrijk vind je het en waar zie je dat aan?’ Maak je echt het commitment, of is het al snel een soort sluitpost? Want in het laatste geval kun je er beter niet aan beginnen. 

Een voorbeeld hierbij is het coachen van het leerteam. Zij worden door een externe coach begeleid als het gaat om hun leerproces. Dat gaat vooral om intervisie en het stellen van kritische vragen. Maar dat betekent niet dat je daar als school- of teamleider niks meer te doen hebt: de verbinding met ontwikkelingen in de school, facilitering, de verwachtingen over tussen- en eindopbrengsten en de verantwoording blijven onderwerpen waar je als leidinggevende over in gesprek moet met de betrokken collega’s: daar moet je wel echt tijd voor maken.”

Maak je echt het commitment, of is het al snel een soort sluitpost?

Professionalisering

“Natuurlijk is het geen eenrichtingsverkeer, het vraagt ook wat van de docenten. Meedoen in een programma als deze, gaat ook om de professionele ontwikkeling van de docent zelf. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat men de professionaliseringstijd die in de aanstelling zit hier (deels) voor kan gebruiken. Zo maak je ook de medewerker bewust van dat dit in eerste instantie om de docent zelf gaat. 

Dat is wel anders dan we dachten toen we net begonnen met dit programma. Toen was het idee vooral dat docenten van verschillende scholen zouden samenwerken en elkaar vinden in bij de onderwijsontwikkeling. Zij namen het voortouw en zorgden vervolgens voor een ‘olievlek’, en daarmee een impuls aan het onderwijs.

Na aantal jaren merken we dat de werkelijkheid wat anders laat zien. Het wordt steeds duidelijker dat dit echt gaat om die professionele ontwikkeling. Die mindset, dat als je als docent/schoolleiding/school iets anders wil, het toch echt bij jezelf begint! Als ik als schoolleiding niets anders doe, kan ik dat ook niet verwachten van mijn teamleden. En dat geldt ook voor de docenten; als zij niets anders doen, kunnen zij dat ook niet verwachten van de leerlingen. Dus ook als iets níet van de grond komt, heb je te beginnen met de vraag: wat moet IK anders doen? Het is echt een proces waar je doorheen moet gaan om tot dat inzicht te komen. Maar zonder dat komt die olievlek er niet!”

Beweging groter maken binnen de school

“Die olievlek wil je natuurlijk wel graag steeds groter laten worden binnen de school. De collega’s die meedoen in dit programma nemen hun sectiegenoten vaak al goed mee bij hun onderzoek en experimenten. Het daarnaast delen met andere collega’s, buiten de eigen sectie om of breed in de havo, dat lukt nog niet zo goed. Dat is zeker afhankelijk van het onderwerp en de mate dat het aansluit bij de visie op onderwijsontwikkeling van de school.

Daardoor zorgt de keuze van de onderwerpen waar docenten mee aan de slag gaan soms wel voor een spanningsveld. Docenten raken het meest gemotiveerd als ze aan de slag gaan met een onderwerp of probleem wat dicht bij hun zelf ligt en waar ze affiniteit mee hebben. Maar als schoolleider wil je natuurlijk graag dat die onderwerpen zoveel mogelijk in lijn zijn met de onderwijsontwikkeling als school, zodat het werk van de docenten die brede ontwikkeling verder helpt. Daar hebben we dan samen gesprekken over. 

Ook hebben we het samen over het proces, de ontwikkeling en voortgang die ze maken. Dit jaar heb ik voor kerstvakanties gevraagd om inzicht in waar de collega’s uit het leerteam mee bezig zijn en wat de ervaringen tot nu toe zijn. Ook om te kunnen delen met andere collega’s, zodat zij verbindingen kunnen leggen over die thema’s. En ook hier geldt: hiermee wordt ook zichtbaar dat je het als school belangrijk vindt.” 

Wanneer is het echt gelukt?

“Onderwijsontwikkeling blijft natuurlijk doorlopen, maar ik ben erg tevreden als we echt beter onderwijs maken én geven. Onderwijs waardoor de leerlingen meer enthousiast en intrinsiek gemotiveerd zijn. Én ook de docenten! Ik hoop ook dat je dan kunt merken dat de potentie van de docenten nog meer benut wordt. Het kapitaal aan kennis, expertisen en bevlogenheid is enorm: zeker op een school met 1.600 leerlingen! 

Ik geloof dat de meeste mensen die in het onderwijs werken, dat vanuit passie doen. Maar het is een pittige klus, onder andere omdat er talloze andere dingen zijn waar je tegenwoordig ook mee te maken krijgt. Het enthousiasme om met onderwijsontwikkeling bezig te gaan bijvoorbeeld zie je daardoor niet altijd meer terug. Ook de mooie gesprekken met collega’s over onderwijs en onderwijsontwikkeling schieten er vaak bij in. Als je hen die passie weer kunt laten voelen en hen weer in positie brengt, voelen ze dat ze wel invloed hebben, dat ze hun ruimte kunnen nemen en hun rol mogen pakken om vanuit hun kerntaak ‘mooi onderwijs’ te maken en geven. 

Ik heb er alle vertrouwen in dat ze dat na dat jaar in het leerteam ook blijven doen. Daar zul je als school dan wel in moeten blijven investeren. Bijvoorbeeld door een bepaalde ontwikkeling te blijven volgen, de betreffende collega uit te nodigen het verder te brengen bij de eigen sectie en/of daarbuiten. Of als het een uitkomst is die je als schoolleiding belangrijk vindt voor de onderwijsontwikkeling in de hele school, moet je dat ook een podium geven en de verder ontwikkeling faciliteren. 

Ook zou ik het mooi vinden als de deelnemende scholen een vergelijkbare mate van betrokkenheid hebben en het contact onderling met de collega’s van de deelnemende scholen laagdrempeliger wordt. Dan zoek je elkaar veel makkelijker op en kun je makkelijker van elkaar leren, in plaats van dat elke school het wiel opnieuw uitvindt. Het is geen ‘1 size fits all-aanpak’, maar je kunt wel leren van het delen van elkaars inzichten!”

Vragen?

Heb je vragen over dit artikel of wil je meer weten over de aanpak of over Havo van de Toekomst?

Gerelateerde artikelen

Vragen?

Heb je vragen over dit artikel of wil je meer weten over de aanpak of over Havo van de Toekomst?